Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Doch] [21]zij vergaten haast Zijn werken, zij [23]verbeidden naar Zijn raad niet. 21. Hebr. zij haastten, zij vergaten. Zie hfdst.45 vs.5. 22. Te weten, die de Heere in en aan de Rode zee gedaan had. 23. Zij wilden naar de raad van God niet wachten met geduld; maar zij murmureerden tegen Hem; Ex.15:24, en Ex.17:2; hfdst.78 vs.41.